Op 22 oktober 2008 werd Sayed Parwiz Kambakhsh, een Afgaanse student journalistiek, in hoger beroep veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf wegens blasfemie. Eerder dit jaar werd hij in een proces, dat vijf minuten duurde, veroordeeld tot de doodstraf zonder dat hij de mogelijkheid om zich te verdedigen. Die straf is dus nu ingetrokken.
Zijn vergrijp: hij had een verboden site bezocht over de relatie tussen de Islam en de rechten van vrouwen en over hetgeen Mohammed hierover gezegd heeft. Hij zou volgens een getuige een artikel hebben uitgeprint en dat vervolgens ook hebben uitgedeeld. Van de inhoud van het artikel werd niets bekendgemaakt, behalve dan dat er koranversen „verkeerd werden geïnterpreteerd”.
Kambakhsh werd veroordeeld op basis van artikel 130 van de Afghaanse grondwet. Dat artikel houdt in dat Hanafi-jurisprudentie moet worden toegepast als er geen specifieke wet voor het betreffende onderwerp voorhanden is. Hanafi is een orthodox-sunnitische verzameling jurisprudentie die wordt toegepast in Zuid- en Centraal-Azië.
In de nieuwe zaak had de student wel een advocaat, maar die mocht pas de nacht voorafgaande aan het proces contact opnemen met zijn cliënt. Dat meldde John Dempsey, een Amerikaanse advocaat, in The New York Times. Hij volgde ter plekke de hoorzitting.
Een klasgenoot trok zijn belastende getuigenverklaring in. Hij had het artikel niet van Kambakhsh gekregen, maar van de Afghaanse inlichtingendienst. Ook was hij onder druk gezet door een van zijn hoogleraren. Maar andere studenten bevestigden dat Kambakhsh de grondbeginselen van de Islam geschonden had.
Kambakhsh kan alleen nog in beroep bij de Afghaanse Hoge Raad.
(Bron: New York Times, Washington Post en Washington Post)
.
Op deze weblog van de juristen Ron Ritzen (JHS) en Mark Lemmens (Radboud Universiteit) vindt u berichten over juridische zaken die opmerkelijk krom zijn.